Een strafbeschikking en de gevolgen voor de beveiligingspas

Kortgeleden werd ik benaderd door een beveiliger die naar eigen zeggen een boete heeft ontvangen en deze heeft betaald. Na de betaling ontving hij een brief van de afdeling korpscheftaken die zijn toestemming heeft afgegeven met daarin het voornemen om de toestemming om beveiligingswerkzaamheden uit te mogen voeren in te trekken.

 

Wat was de reden voor dit voornemen?

De boete waar de beveiliger over sprak bleek een strafbeschikking van het Openbaar Ministerie te betreffen.

Dit is een buitengerechtelijke afdoening van een strafbaar feit waar maximaal zes jaren gevangenisstraf op staat. Dit betreft in feite een veroordeling en indien er niet binnen twee weken verzet ingesteld wordt zal deze definitief worden. Dit zal ook een aantekening in de justitiële documentatie, in de volksmond een strafblad, opleveren.

 

Artikel 7, vijfde lid, van de wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus afgekort de WPBR, zegt dat de toestemming ingetrokken kan worden als zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan de toestemming niet zou zijn verleend, als zij zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de toestemming werd verleend.

 

Ter uitvoer van de WPBR heeft de minister van Veiligheid en Justitie criteria voor het bepalen van bekwaamheid en betrouwbaarheid als hiervoor bedoeld neergelegd in de beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2014 afgekort als BPBR.

 

In paragraaf 2.3 van de BPBR is -voor wat betreft de betrouwbaarheid- vermeld dat de toestemming aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau om personen te werk te stellen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid van de wet, wordt onthouden indien:

A. De betrokkene binnen vier jaar voorafgaande aan het moment van toetsing is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een (on)voorwaardelijke geldboete is opgelegd, dan wel een strafbeschikking of een transactie wegens het plegen van een misdrijf van het Openbaar Ministerie heeft aanvaard.

 

Met het niet instellen van verzet en het betalen van de strafbeschikking had cliënt dus een onvoorwaardelijke veroordeling.

Na het bestuderen van de stukken en relevante wetgeving aangaande het feit en een jurisprudentie-onderzoek, heb ik cliënt geadviseerd aangaande het zienswijze gesprek en de eventuele verdere procedure.

Gelukkig was het zienswijze gesprek voldoende en mocht cliënt de toestemming behouden.

 

Mocht u vragen hebben aangaande vergelijkbare situaties of andere kwesties, kunt u mij bereiken op telefoonnummer 085-2 10 11 12

 

Jean-Paul Buijs

facily LAW